Bossen

In de bodemlaag van het bos vormen schimmels, mossen en lage bloeiende planten een habitat voor insecten, spinnen, amfibieën en kleine zoogdieren. De kruidlaag, bestaande uit grassen, varens, bloeiende planten en jonge bomen dient voornamelijk als voedselbron voor wilde dieren.

De derde laag, de struiklaag, strekt zich uit tot een hoogte van ongeveer 3 meter, bestaat uit struiken zoals vlier, meidoorn en hazelaar en is een bron van voedsel voor de beschermde hazelmuis en voor vogels en insecten. De kroonlaag of boomlaag is de laatste en grootste laag; de doorschijnendheid ervan bepaalt de structuur en soortendiversiteit van de onderste lagen. Het vormt een habitat voor bijvoorbeeld roofvogels, vleermuizen, boommarters, eekhoorns en insecten.

woodland